Laatst kreeg ik een appje van mijn broer. Ik zag zijn foto voor een deur. Waar ben ik? Stond onder zijn foto. Ik zag het meteen, hij stond voor ons ouderlijk huis. Het huis waar wij in onze jeugd woonden. De voordeur is vernieuwd maar de stoep en de marmeren opstap zijn nog origineel.
“He leuk!” appte ik terug.
“Ik was in de buurt dus ik dacht even naar ons oude huis.”
“Heimwee?”
“Nee, mooie herinneringen.”
Ik weet toen we verhuisden. We liepen door de lege kamers, en al waren we in ons nieuwe huis helemaal ingericht, het deed toch een beetje pijn. Het is maar een huis, zeiden mijn ouders, we doen er goed aan om weg te gaan.
We stapten in de auto onderweg naar ons nieuwe huis.
Voor mijzelf denk ik dat ik ons oude huis nooit heb losgelaten. Altijd droom ik nog over ons oude huis. Heerlijk vind ik dat. Als kind vond ik dat wij het mooiste huis van de hele straat hadden, ik de mooiste kamer had van al mijn vriendinnen, het was voor mij het mooiste plekje op aarde.
Het lijkt zo normaal om onderweg naar huis te zijn. Hoe vaak zeg ik niet dat ik naar huis ga. Of vragen de kinderen aan mij wanneer we naar huis gaan. Ik denk er ook niet over na als ik tegen iemand zeg dat ik naar huis ga.
In het Openlucht Museum in Arnhem kom ik graag. Ik houd van huizen en inrichtingen, en over huizen gesproken, kan ik daar mijn hart ophalen. Zo ontdekte ik een keer een huis waar ik nog niet eerder geweest was. We hadden onze nichtjes meegenomen en zij deden tikkertje met Daniel in een tuin. Ik zei tegen mijn man, ik loop even naar binnen. Het bleek een huis met de inrichting nagebouwd naar een voorbeeld van een huis uit het oude Nederlands Indië. Voor mij totaal onbekend. Alle meubels, de kleuren, stoffen, de keuken waren zoals in de jaren vijftig van de vorige eeuw. Een mevrouw stond achter het fornuis. Ze kwam lachend op me af en ik kreeg een glas drinken van haar. Meteen begon ze te vertellen over vroeger, over haar jeugd in Nederlands Indië. Ze liet me kleine details zien, de rotan meubels, de planten in de tuin. Alles bijna precies zoals bij ons thuis zei ze. En ik houd ervan om eten klaar te maken. De geuren maken dat de sfeer van thuis terug komt.” Ik vroeg haar hoe het was om dan naar Nederland te komen. Ze vertelde dat zij acht jaar oud was toen ze in Nederland aankwam. “We waren alles kwijt, en hier was het zo koud!” zei ze. Ondertussen zaten we gezellig te praten. Daniel kwam binnen om te kijken waar ik bleef.
“Papa zegt dat we naar huis gaan, want het park sluit bijna.” zei hij. De mevrouw liet hem nog wat ouderwets speelgoed zien waar zij als kind ook mee speelde.
“ We moeten nu echt gaan, dank u wel voor uw verhaal.” zei ik. We namen afscheid en zij zwaaide ons bij de deur uit.
“Ik hoef als vrijwilliger niet meteen bij sluitingstijd weg hoor, ik blijf nog even,
ik ben al thuis.”
Veel liefs Anna